Omdat de depositie van zwavel sinds 1990 sterk is gedaald is er steeds meer zwavel nodig. De lagere depositie is terug te zien in de bodem. In 1990 zat er in zand- en kleigrond nog ongeveer 1000 S-totaal (mg per kg) in de bodem. In 25 jaar is dit op zandgrond in totaal met 65% gedaald (zie figuur 1).

Door in het voorjaar voldoende S bij te bemesten wordt aan de behoefte van de plant voldaan. Door vroeg te beginnen en de mestgiften op te delen zijn de hoogste opbrengsten te behalen.

Figuur 1: S-totaal van 1990 tot en met 2015 in zand- en kleigrond (Bron Eurofins Agro)

 

Op de proefvelden van Groeikracht bleek dat de hoogste opbrengsten op grasland gerealiseerd werden met een minimale hoeveelheid van 50 kg SO3 voor snede 1.

Een zwavelbemesting is vooral in het voorjaar nodig. De mineralisatie van de bodem is dan laag en de input van stikstof via organische mest is dan het hoogst. Zwavel is van essentieel belang voor de plant om van opgenomen stikstof ook hoogwaardig eiwit te maken (DVE). Ook stijgt het aandeel van het essentiële aminozuur methionine door een betere zwaveldekking.

Figuur 2: S-index & gram onoplosbaar ruw eiwit

Zwavelhoudende meststoffen

Er zijn diverse meststoffen met een SKAL-toelating die een hoog aandeel zwavel bevatten. Meestal worden ook andere elementen mee bemest. Naast zwavel zijn ook de elementen kalium en calcium belangrijk voor een goede gewasgroei. U kunt extra zwavel toedienen via verschillende meststoffen. Check voor biologische teelt of de meststof op de inputlijst is opgenomen.

  • Kieseriet (50% SO3 – MgO)
  • Polysulphate (48% SO3 – K2O – CaO)
  • Patentkali (42% SO3 – K2O)
  • Calci-blend S (40% SO3 – Ca)

Op gronden met een hoog zwavel-leverend vermogen (SLV) zoals veen of jonge zeeklei is het niet verstandig om tot 100 kg SO3 te bemesten. Een overmaat aan zwavel is namelijk schadelijk voor het vee (4,5 g/kg DS in het rantsoen). Met name grasrijke rantsoenen lopen eerder tegen de bovengrens aan. Snijmais heeft gemiddeld een S-gehalte van +/- 1 gram.